De Catalaanse art-nouveaubeweging – het modernisme – ontstond tussen het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw en kwam vooral in Barcelona tot bloei. Deze kunststroming liet ons onder meer enkele architecturale pareltjes en decoratief werk van wereldfaam na. Het Plan van Cerdà, het stedenbouwproject van Ildefons Cerdà om de stad uit te breiden buiten de middeleeuwse muren en de nieuwe wijk Eixample tot stand te brengen, bood de nodige groeiruimte voor de modernistische architectuur.
Deze bouwstijl zien we vandaag in herenhuizen en industriële gebouwen. Typisch zijn de gebogen vormen geïnspireerd op de natuur, organische structuren, asymmetrische indelingen en het gebruik van nieuwe materialen en technieken, zoals de trencadís, mozaïeken gemaakt van scherven aardewerk en tegels.
In geen enkele Europese stad vind je meer art-nouveaugebouwen dan in Barcelona. Niet voor niets zijn negen van die modernistische bezienswaardigheden door de Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. De modernistische gevels zijn het werk van enkele van de belangrijkste architecten van de stad, vaak in opdracht van de burgerij van Barcelona. Een voorbeeld is de zogenoemde ‘manzana de la discordia’, of ‘het huizenblok van verdeeldheid’. Hier bouwden de architecten Lluís Domènech i Montaner, Josep Puig i Cadafalch en Antoni Gaudí een huis voor respectievelijk de families Lleó Morera, Amatller en Batlló. Hoewel de meeste modernistische bouwwerken in de Eixample en de erfgoedwijk Quadrat d’Or staan, vind je er ook in andere delen van Barcelona. De Torre Bellesguard aan de voet van de heuvelrug van de Collserola, het Palau Güell in de Raval, Casa Vicens in Gracia, Casa Bruno Quadros op La Rambla, de Col·legi de les Teresianes in Sant Gervasi, de voormalige textielfabriek van Casaramona op Montjuïc en nog veel meer indrukwekkende gebouwen zijn maar enkele voorbeelden.